Match Worn Home Shirt Johny Thio

 

Worn in the Uefa Cup game against Sporting Lisbon, which was the first game in Europe ever for                       Club Brugge

 

 

 

 

Match Worn Goalkeeper Shirt Fernand Boone

 

 

 

 

 

 

 

Club Brugge zag het levenslicht in 1891. Onder de naam Brugsche Football Club werd in Brugge de eerste voetbalclub opgericht. De Clubkleuren werden zwart met een goudgele band.

Al snel kwam er onenigheid onder de leden van de Club waardoor sommigen van hen afscheurden van de Brugsche Football Club en een nieuwe club oprichtte onder de naam Football Club Brugeois met als hoofdkleur blauw.

FC Brugeois kreeg van de bond het stamnummer 3 en eindigde in de allereerste vaderlandse competitie als zesde van zeven clubs.

Op 28 oktober 1897 fusioneerden de twee Brugse clubs. De Brugsche Football Club nam de Football Club Brugeois mee op, al bleef de naam Football Club Brugeois behouden vanwege contractuele verplichtingen tov de eigenaar van het terrein waar men speelde, het zogenaamde ‘Rattenplein’. Het veld had deze naam te danken aan het feit dat er met honden op ratten werd gejaagd. De spelers moesten toen voor de match nog zelf de lijnen trekken.

In 1901 versterkte de FC Brugeois zich met enkele spelers die de volgende jaren bepalend zouden zijn voor de Club, onder meer Hector Goethinck, het eerste icoon van Club Brugge.  

Enkele jaren later werd de nationale ploeg voor de helft bevolkt met spelers van FC Brugeois.

In 1912 trok de Club naar een nieuw terrein dat voor 9 jaar gehuurd werd voor de prijs van 1760 frank. In 1920 werd dit terrein opgekocht door de toenmalige voorzitter, Albert Dyserinck, nu nog steeds pronkt zijn borstbeeld naast de hoofdtribune. Toen het terrein eigendom van Club was werd dit omgedoopt tot De Klokke, genoemd naar het nabijgelegen café.

In het eerste seizoen in de Klokke was het meteen prijs, de FC Brugeois haalde tegen Racing Mechelen haar eerste landstitel.

Na die eerste landstitel kreeg FC Brugeois het echter moeilijk. Van de bezielers van de eerste landstitel gingen er enkelen op voetbalpensioen en dat liet zich gevoelen. In 1928 moest de toen 42 jarige Goethinck zelfs de schoenen terug aanbinden om zijn Club te behoeden voor degradatie. Goethinck was echter niet meer zo meesterlijk als enkele jaren daarvoor en FC Brugeois zakte voor het eerst naar tweede afdeling.

 

Club had de gedroomde opvolger voor Goethinck reeds in eigen rangen. In het seizoen 1925-1926 had de toen 16-jarige Louis Versyp zijn debuut in het eerste elftal gemaakt. Hij zou er twintig jaar de toon aangeven. In het jaar na de degradatie orchestreerde hij blauw-zwart on middellijk naar de landstitel in tweede en daarbijhorende promotie naar eerste klasse. In 1930 werd Versyp beloond met een selectie voor de Rode Duivels op het allereerste WK in Uruguay.

In 1931 kwam voorzitter Albert Dyserinck om het leven in een auto-ongeval. De spelers droegen hun voorzitter zelf ten grave. Uit respect duurde het een hele tijd voor Club een nieuwe voorzitter kreeg, Fernand Hanssens. De komende jaren bleef Club het echter moeilijk hebben wat resulteerde in een nieuwe degradatie in 1933. Dit keer duurde het twee jaar, tot in 1935 voor club door een nieuwe titel opnieuw de stap naar de hoogste afdeling kon zetten. Bezielers van deze titel waren opnieuw Versyp en Roger Vanhove, negen jaar laatste man bij Club en vader van Antoine Vanhove.

De tweede wereldoorlog zette de voetballerij een tijdelijke halte toe. Dit liet zich ook gevoelen bij Club want tussendoor werd nog een keer gedegradeerd. Deze keer duurde het zelfs tot toen Versyp zijn schoenen aan de haak had gehangen en gebombardeerd werd tot nieuwe trainer van Club dat men terug kon promoveren naar de hoogste afdeling en dit in het seizoen 1945-1946.

Het seizoen daaropvolgend werd de Ere-afdeling met 16 in plaats van 19 ploegen gespeeld en Club degradeerde onmiddellijk opnieuw. Dit keer wist Club zich na twee jaar opnieuw te redden uit het vagevuur. Intussen was er een nieuwe tribune geinstalleerd op de Klokke en waren er ook schijnwerpers geplaatst zodat er niet meer enkel bij daglicht kon gespeeld worden.

In deze periode werd de leemte van Versyp ingenomen door doelman Berten Carels en de technisch onderlegde Lucien Masyn.

In het seizoen 50-51 werd de Schot Kennedy de eerste buitenlandse trainer van Club, echt een succes was dit niet want in zijn eerste en enige seizoen bij Club zakten de blauw-zwarten opnieuw naar tweede klasse. De opvolger van Kennedy was Felix Schavy die Club in liefst zes jaar niet opnieuw naar de hoogste afdeling kon gidsen.

 

In 1957 werd Schavy opgevolgd door de Roemeen Norberto Höffling. Höffling had net zijn spelerscarriere in Italië beëindigd en nam deze Italiaanse invloeden mee naar Club. Onder zijn bewind werd er veel meer aandacht gegeven aan tactiek en organisatie. Höffling staat dan ook bekend als de eerste professionele coach van Club Brugge.

In zijn eerste seizoen bewerkstelligde Höffling meteen de promotie naar de hoogste klasse. Club zou er tot op heden nooit meer uit verdwijnen, al diende de eerste jaren nog steeds tegen de degradatie te worden gestreden. Uitblinker in deze periode was de technische fantast Fernand Goyvaerts, die gedurende zijn jaren bij Club een haat-liefde verhouding had met Höffling. Goyvaerts was een enfant terrible en werd meermaals aan de kant geschoven door Höffling na weer een van zijn fratsen. Later zou Goyvaerts nog bij Barcelona en Real Madrid belanden. Zo is hij nog steeds de enige Belg die het klaarspeelde om voor beide Spaanse grootmachten te voetballen. In doel vond men de geschikte opvolger voor Carels met Fernand Boone.

 

In 1959 nam André De Clerck het voorzitterschap over van zijn vader Emiel De Clerck. Höffling zou zes jaar coach blijven bij blauw-zwart, met wisselend succes. Na Höffling volgden de clubtrainers elkaar in sneltempo op. Schwanner, Dekens en oud-speler Masyn (als interim) bleven niet lang. In 1965 werd Louis Dupal aangesteld als nieuwe Brugse trainer. Hij zou twee jaar blijven. Onder zijn bewind gooide club voor het eerst terug een gooi naar de landstitel. In 65-66 eindigde men al vijfde en in 66-67 strandde club onder leiding van een sterke Johny Thio op de tweede plaats op slechts twee punten van Anderlecht. Toch werd Dupal, die bekend stond als een zeer menselijke trainer, op het einde van dat seizoen ontslagen.

 

Hij diende plaats te ruimen voor Höffling, die aan zijn tweede ambtstermijn bij Club begon. Club had het degradatiespook definitief van zich afgeschud en had een spelerskern die barstte van de kwaliteit met onder meer Boone, Thio, Carteus, Van den Daele, Marmenout, Savat, Hynderickx en de jonge Raoul Lambert. In het seizoen 67-68 kwamen daar nog eens Kurt Axelsson en Fons Bastijns bij. Höffling parkeerde Club opnieuw op de tweede plaats, op één punt van Anderlecht en leidde hen naar bekerwinst ten koste van Beerschot. Clubdoelman Fernand Boone won dat seizoen als eerste Clubspeler ooit de gouden schoen. In het seizoen 67-68 speelde Club ook zijn allereerste Europese wedstrijden. In de beker der Jaarbeurssteden werd echter verloren in de dubbele confrontatie met Sporting Lissabon. Höffling kende dan wel een succesvol seizoen, toch vertrok hij op het einde van dat seizoen. Hij kon immers moeilijk door één deur met Constant Van den Stock, die dat seizoen als supervisor boven Höffling stond.

 

In het seizoen 68-69 werd Höffling opgevolgd door de Joegoslaaf Milorad Pavic. Onder Pavic eindigde Club op een teleurstellende vijfde plaats, gezien de aanwezige kwaliteit van de kern die ook nog eens Tom Turesson mochten begroeten in de zomer. Ook in Europa eindigde het avontuur wederom in de eerste ronde, dit maal tegen West Bromwich Albion. Na slechts één seizoen mocht Pavic dus opkrassen. In zijn zog vertrok ook Van den Stock aangezien hij de aanwerving van Pavic had doorgedrukt. Van den Stock zou later voorzitter worden bij Anderlecht.

 

Bij aanvang van het seizoen 69-70 ging Club de Nederlandse toer op. Frans De Munck werd trainer van Club en bracht in zijn zog Henk Houwaert en Rob Rensenbrink mee. De opdracht van De Munck was duidelijk, de hegemonie van Anderlecht doorbreken en Club de landstitel bezorgen. De Munck slaagde niet in dit opzet. Twee jaar op rij eindigde Club als tweede. Toch haalde De Munck een mooie troostprijs door Club in 1970 de tweede bekerwinst te bezorgen. Op de Heizel werd Daring Brussel ingeblikt met maar liefst 6-1. In zijn tweede en laatste seizoen werd in de beker der bekerwinnaars de kwartfinale tegen Chelsea bereikt. Het zou het eerste maar lang niet het laatste huzarenstukje worden van Club op het Europese toneel. Erwin Van den Daele zou in het seizoen 70-71 de gouden schoen winnen. De Munck werd bedankt voor bewezen diensten, enerzijds omdat hij de sportieve doelstelling niet had gehaald, anderzijds omdat zijn relatie met enkele bepalende spelers onder het vriespunt was geraakt.

 

Na De Munck bleef Club het in Nederland zoeken en werd Leo Canjels ingehaald als coach voor het seizoen 71-72. Wederom werd met Rijnders en Veenstra twee Nederlandse spelers gevonden. Bij Anderlecht werd Wilfried Puis gehaald. Er werd afscheid genomen van de hooggetalenteerde Rensenbrink die naar Anderlecht trok en ook de zwarte panter, Boone, trok de deur van de Klokke achter zich dicht. Onder Canjels kwam Club dichter bij de landstitel dan ooit. Lange tijd leek het er op dat blauw-zwart recht op de titel afstevende maar door een gelijkspel bij Racing White op de slotdag werd Anderlecht alsnog kampioen. Raoul Lambert zag zijn productiviteit bekroond in een persoonlijke onderscheiding als topschutter van België.